Vreemdeling of wortel: het christendom in Europa
(Ingekorte versie van de toespraak van Christoph kardinaal Schönborn op de “St.-Michaelreceptie” in Berlijn op 12 september 2012)
Dames en heren!
Hebben wij een grote toekomst voor ons? Wij, Europeanen, de Europese Unie? Zijn er niet veeleer tekenen van storm en crisis? Zal het Europese integratieproject standhouden tegenover de spanningen waar het nu al aan blootgesteld wordt en die misschien nog heviger zullen worden? U zult van mij zeker geen antwoord op die vragen verwachten. Liever probeer ik u enkele gedachten aan te reiken over de relatie tussen het christendom en het Europese project.
Kan niet snel de tijd komen dat de Europese samenleving in meerderheid tegen de christenen zal zeggen: jullie waarden zijn de onze niet. Jullie horen niet bij ons! Is het christendom in het seculiere Europa ondertussen een vreemdeling geworden? Dat christendom dat toch duidelijk één van de belangrijkste wortels van de Europese identiteit was - of nog steeds is? In toenemende mate voelen christenen die hun christendom serieus nemen zich gemarginaliseerd. Ja soms zelfs gediscrimineerd. De OVSE, met zetel in Wenen, heeft een eigen bureau opgericht dat de discriminatie van christenen in de landen van de OVSE onderzoekt en registreert. Ze hebben hun werk!
Op steeds meer vlakken gaat de “mainstream” een andere richting uit dan het christendom. Als we kijken naar de afgelopen 40 jaar, dan lijkt mij deze vaststelling onvermijdelijk: het christendom wordt steeds marginaler. Dit is een nuchtere diagnose. Toen in 1974 de socialistische meerderheidsregering van Bruno Kreisky abortus grotendeels ongestraft maakte, waren er intensieve debatten, die ook tot een stemming in het parlement en tot een petitie leidden. Toen een journalist hem vroeg of hij zich niet kon voorstellen dat er in Oostenrijk mensen waren die met de “Fristenlösung” (termijnregeling) moeite hadden, antwoordde hij: “Ik kan me voorstellen dat heel, heel religieuze mensen daarmee moeilijkheden kunnen hebben”. Het klonk alsof deze mensen “heel, heel” zeldzaam waren. Misschien bedoelde Kreisky dat toen niet denigrerend. Maar dat was het toch. De stemming was zeer krap: 93 tegen 88 stemmen voor de termijnregeling. Een petitie ter “bescherming van het leven” kreeg brede steun, maar daar bleef het bij. En tot op heden heeft geen enkele Oostenrijkse regering de toen beloofde “begeleidende maatregelen” doorgevoerd die de bescherming van het leven zouden verbeteren.
Veel tragischer is mijns inziens echter dat voor Kreisky de weerstand tegen de termijnregeling vooral bij “heel, heel religieuze mensen” moest gezocht worden. De vooral kerkelijke, christelijke weerstand, geleid door kardinaal Franz König, was echter niet in de eerste plaats op religieuze basis - ook al was het sterk religieus gemotiveerd. Het ging veel meer over de erkenning en juridische bescherming van het menselijke leven, dus om een fundamenteel mensenrecht. Paus Benedictus XVI heeft in zijn toespraak tot het Duitse parlement (22 september 2011) hierop gewezen. Waaraan ligt het dat de situatie in de laatste vijftig jaar zo dramatisch veranderd is, zei de paus. “De idee van de natuurwet wordt vandaag,” zo voegde hij eraan toe, “als een bijzondere katholieke leer beschouwd, niet waard dat er buiten de katholieke ruimte zou over gediscussieerd worden, zodat men zich bijna schaamt om het woord ook maar te gebruiken.”
Sinds de jaren zeventig is de ontwikkeling consequent in dezelfde richting voortgegaan. Na de juridische “vrijgave” van het levensbegin kwam onvermijdelijk die van het levenseinde. Het euthanasiedebat heeft met onverbiddelijke consequentie steeds meer Europese landen in zijn greep. Oostenrijk is (nog?) in de gelukkige situatie dat er over de partijen heen een consensus bestaat tegen euthanasie en voor de palliatieve zorg. We hebben veel te danken aan het krachtige getuigenis van kardinaal König, die een paar weken voor zijn dood zei: “Mensen moeten aan de hand van een andere mens sterven en niet door de hand van een andere mens.” Hoe lang zal deze consensus in Oostenrijk bestand zijn tegen de druk van de Europese mainstream?
Is het christendom in deze, sindsdien schijnbaar onstuitbare, ontwikkeling in Europa bezig met het ene achterhoedegevecht na het andere, met een onverbiddelijke terugtocht? Steeds meer zien geëngageerde christenen zich als een minderheid. In de verschillende ethische comités staan ze met hun opvattingen meestal alleen.
Ik denk dat we nog te weinig nagedacht hebben over wat deze marginalisering voor de christelijke identiteit in het huidige seculiere Europa betekent. Hoe ver kan het politieke compromis gaan dat zich in het wetgevende proces naar de parlementaire meerderheid buigt? Zeker is het mogelijk om rond vele rechtsmateries compromissen te sluiten. Paus Benedictus heeft in het parlement er echter op gewezen “dat in de grondvragen van het recht, waar het gaat over de waardigheid van de mens en van de mensheid, het meerderheidsprincipe niet volstaat.”
Dan ligt de verleiding voor de hand om zich, zoals Paulus waarschuwt: “aan deze wereld aan te passen” (Rom. 12:2). Dan ontbreekt de kracht om weerstand te bieden, de moed om een alternatief te zijn. De poging om ‘christelijke waarden’ ruimte te geven in de canon van de seculiere maatschappij faalt meestal alleen al door het feit dat er in de Kerk zelf al zoveel geseculariseerd is, dat het profielloos en nauwelijks te onderscheiden is. Want “Wanneer het zout zijn smaak verliest, dient het tot niets meer”, zei Jezus (Mattheüs 5:13). De veelbesproken uitspraak van paus Benedictus over de ‘onthechting van de wereld’ is de tegenhanger van de ‘verwereldlijking’ van de Kerk.
Paradoxaal genoeg is een van de wereld onthechte Kerk beter geschikt om open naar de wereld te kijken, zoals het Concilie het wilde: “Zij opent zich naar de wereld, niet om de mensen voor een instituut met eigen machtsaanspraken te winnen, maar om ze tot zich zelf te leiden”, door hen naar God te leiden.
Deze “onthechting aan de wereld”, betekent zeker niet de terugtrekking uit al wat institutioneel is, maar wel een vrijworden voor het wezenlijke van het christendom, het evangelie en de verkondiging. Vooral in een seculiere samenleving heeft de gelovige de vrijheid om zijn overtuiging naar voor te brengen. Hij mag echter niet kleinzerig doen en ook niet pretentieus.
Maar meer dan alle woorden spreken daden. Misschien moeten wij christenen meer erop vertrouwen dat de onbaatzuchtige, onzelfzuchtige akte van geloof dikwijls meer teweegbrengt dan alle nog zo belangrijke wetgevende maatregelen. Bijna niemand heeft in de afgelopen decennia meer overtuigd dan Moeder Teresa van Calcutta. In de zo pijnlijke strijd voor de bescherming van het leven heeft ze het enig overtuigende antwoord gevonden: “Dood hen niet! Geef ze aan mij!”
Een vreemdeling of wortel van Europa: het christendom. Zit er in veel seculiere kritiek tegenover het christendom niet vaak ook een stukje verlangen verborgen? Als wou men dat er toch iets als een authentiek, echt beleefd christendom zou bestaan? Stiekem weten we wel, seculier of gelovig, dat hier de levensvatbare wortels van Europa liggen. We komen maar op een manier dicht bij het voor ons vreemd geworden christendom: door onze eigen bekering. En die is een levenslang proces.
Dank u voor uw aandacht.
Raadpleeg de volledige tekst:
www.erzdioezese-wien.at/content/topnachricht/articles/2012/09/12/a28096/