Vrijheid van meningsuiting of de vrijheid om niet te moeten horen?

door Mats Tunehag

Moet men de pers verbieden om karikaturen te publiceren die moslims beledigen? Moet men een winkelier verbieden om zijn klanten een „zalig kerstmis“ te wensen? Als homoseksuele handelingen in de Bijbel als zondig beschouwd worden, moet dit dan als een „haatpreek“ beschouwd worden? Het debat wordt uitvoerig gevoerd en de controverses over het fundamentele recht op vrije meningsuiting en op godsdienstvrijheid in Europa en daarbuiten worden heviger.

De vrijheid van meningsuiting als grondrecht is fundamenteel en wezenlijk voor de andere vrijheden. Zonder haar bestaat er noch persvrijheid, noch het recht op een openlijk politiek debat, noch de vrijheid om zijn geloof openlijk te belijden, noch de vrijheid om het in kunst, muziek enz. tot uitdrukking te brengen.

De Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties waarborgt de godsdienstvrijheid onder drie aspecten (artikel 18). Namelijk: een geloof te hebben, het tot uitdrukking te brengen en van geloof te veranderen. Dit sluit zowel het recht in om het geloof in de openbaarheid te belijden en zich met gelijkgezinden te verenigen, alsook het recht om van geloof te veranderen, zich dus te bekeren.

De aanvallen op de grondslagen van de democratie vermeerderen zich, zelfs in de westerse wereld. Individuen met islamitische, laïcistische of homoseksuele achtergrond streven naar de inperking van de vrijheid van meningsuiting, dit met negatieve gevolgen voor de andere mensenrechten.

Hier een voorbeeld: in oktober 2007 lokte een onschuldige reclame in de metro van Stockholm in heel Zweden een breed openlijk debat uit. Een affiche van de Evangelische Alliantie riep op tot het behouden van de geldende wettelijke definitie volgens welke het huwelijk tussen een man en een vrouw bestaat. De slogan luidde “mama, papa, kinderen”. Prominente politici vorderden een verbod op dergelijke uitspraken met het argument dat ze alleenstaanden, gescheidenen of homoseksuelen kunnen beledigen. Zelfs het woord “haatpreek” werd gehanteerd.

Een ander voorval: in opdracht van de Islamitische Wereldorganisatie diende Pakistan in de Menschenrechtsausschuss van de UNO in maart 2007 in Genève een voorstel in om overal “kritiekvrije zones” voor de islam in te richten. Alle islamitische staten stemden voor. Hierin gesteund door niet-democratisch geregeerde staten. Enkel de democratische staten stemden tegen.

Het recht en de vrijheid om in een tekst, toespraak of door middel van kunst een eigen visie op de dingen en zijn eigen mening tot uitdrukking te brengen, betekent onvermijdelijk dat anderen een afwijkende mening hebben of zich zelfs gekwetst voelen. Dit maakt echter deel uit van het wezen van de vrijheid van meningsuiting. Men kan niet garanderen dat niemand ooit door een uitspraak beledigd zal worden, zij het op politiek, religieus of op een ander vlak. Men mag belijden dat Mohammed de laatste van de profeten is, maar iemand anders kan dit bestrijden. Velen willen Jezus als God vereren, anderen lachen daarmee of voelen zich zelfs beledigd. Velen kunnen zich inzetten voor homoseksuele ‘huwelijken’ en anderen voor het recht op abortus. Maar dit alles is fundamenteel voor een functionerende democratie die zich op het recht van het individu, om zich te uiten en om afwijkende meningen te verkondigen, grondvest.

De vrijheid van meningsuiting accentueert de rol van de spreker en van wat hij gezegd heeft. Wie spreekt, heeft in principe het recht alles te zeggen, zelfs zaken, die niet waar zijn (dat de aarde plat is, bijvoorbeeld). De trend ten gunste van de luisteraar en datgene wat hij mogelijkerwijs verstaan heeft en voelt, is daarentegen zorgwekkend. Een trend dus naar de uitwerking van de uitspraak, in het bijzonder bij het individu of de groepering, die zich door datgene wat gezegd werd, gekwetst voelen. Dit is een trend van het objectieve (wat gezegd werd) naar het subjectieve (wat begrepen werd). Deze trend weerspreekt de fundamentele pijlers van onze rechtsorde.

Waarheen gaat de reis dus? Gaan wij in de richting van “een recht om zich niet beledigd te voelen” (in het bijzonder voor moslims en homoseksuelen) en daarmee in de richting van beperkte rechten voor andere personen om afwijkende meningen te ventileren? De gevolgen zouden enorm zijn, een bedreiging niet alleen van de vrijheid van meningsuiting, maar van de democratie in haar kern – en daarmee een bedreiging voor iedereen.

 

Mats Tunehag schrijft opiniestukken over internationale zaken voor Världen idag, een nationale krant in Zweden. Hij is ook voorzitter van de Zweedse Evangelische Alliantie en een de global spokesperson on Religious Liberty & Freedom of Speech van de World Evangelical Alliance. Hij doet dienst bij de Global Council of Advocates International.