Ruimte maken voor het niet-normale, het zwakke, het sterven
Beste vrienden!
Vele mensen zijn hulpbehoevend: baby’s, zieken, gehandicapten, mensen in crisissituaties, stervenden: allemaal hebben ze nood aan onze tijd, zorg en steun.
Onze houding tegenover de hulpbehoevendheid in de wereld kent in feite maar twee alternatieven:
Ofwel laten we haar toe en schenken we tijd en hulpmiddelen in een misschien zelfs uitzichtloze situatie.
Ofwel negeren wij opzettelijk deze nood en onze verantwoordelijkheid. Worden in Europa “ongewenste” kinderen niet geaborteerd; gehandicapte mensen het recht op leven ontzegd; maken we ons niet vrij van onze verantwoordelijkheid door euthanasie voor bejaarden? Enkel het gezonde, jonge, mooie, fitte en productieve heeft dan nog legitimiteit.
TV-ster Tobias Moretti legde de vinger op de wonde toen hij op 21 april in Hartheim, één van de zes grote euthanasiecentra van de nazi’s, over onze huidige wereld, over het “normale” en over de “gezondheidseconomie” sprak. Zijn pleidooi: wij moeten plaats hebben voor het “zwakke” – omdat het onze wereld rijker maakt.
Laat deze toespraak voor ons een aansporing zijn.
Uw Europa voor Christus! Team
PS: Vergeet het dagelijkse Onzevader voor een op christelijke waarden gebouwd Europa niet!
- * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * -
Het zwakke een plaats geven
Uit een toespraak van Tobias Moretti
Hartheim was mij bekend door datgene wat hier plaatsvond. 30000 mensen werden hier vergast. Ik beschouw het als een historisch synoniem voor een huiveringwekkend toneel. In het kader van mijn werk [voor de film ‘Speer und Er’] stootte ik in een berg documenten op een privé-nota van de Reichsärzteführer, waarin hij voor de Führer minutieus uitgerekend had hoeveel een gehandicapte de staat kostte. Op basis hiervan had hij een sociale kosten-baten-analyse opgesteld die tot het jaar 1998 liep. Dit heeft mij geschokt. Plotseling werd mij die nuchtere, zuivere moderniteit, deze pragmatische, academische aanpak duidelijk. Dit had een hedendaagse analyse kunnen zijn. En plots was Hartheim het synoniem voor het hier en nu, voor het tijdsloze, voor de receptie van onze samenleving en ook haar verharding.
Peter Mallmann, directeur van de vrouwenkliniek in Keulen, heeft tijdens een bijeenkomst gezegd: “de opdracht van de artsen is het beschermen van de ouders tegen de last van een gehandicapt kind.” De artsen hebben dus een gerechtelijk probleem: ouders laten een kind wegnemen als het al levensvatbaar is. Het kind wordt weggelegd en dan merkt men dat het nog leeft. Wanneer artsen het kind nu doden, is het een moord en zijn ze strafbaar. Buiten het lichaam van de moeder mag het niet. Wanneer ze het kind echter laten leven, komen de ouders en kunnen schadevergoeding eisen omdat de operatie niet vakkundig uitgevoerd werd. […] Dit toont aan in welke absurde situaties wij ondertussen terechtgekomen zijn. Het aborteren van gehandicapte kinderen vindt Mallmann ‘gezondheidseconomisch’ noodzakelijk voor het beperken van de kosten binnen de gezondheidszorg.
‘Gezondheidseconomie’ is de term. Het toont aan dat we terug terechtgekomen zijn bij deze eufemismen. We verstoppen een gruwelijk feit achter een mooi begrip. […]
We kunnen echter niet alles op de wetenschappers en de artsen schuiven. Er bestaat ook een maatschappelijke aanvaarding, die deze mooi verpakte uitwassen aanneemt en uitvoert. Hoe komt het zover dat deze sluipende verharding tot algemeen gedachtegoed wordt in een zogenaamde verlichte samenleving? Hoe ontstaat een klimaat waarin men plotseling de gedachte aan euthanasie toelaat – of zich er zelfs niet meer aan stoort? Hoe wordt dat maatschappelijk aanvaardbaar? In tegenstelling tot Hartheim 60 jaar geleden – toen het deel uitmaakte van een ideologisch systeem – komt mij deze verandering vandaag voor als iets wazigs, als een vage gedachteloosheid. Want bij ons vind je geen fanatisme meer, geen para– of pseudo-religieuze rassenwaan.
Ik citeer een arts die in het begin van de jaren 1920 het volgende schrijft: “Het blijkt, dat de doorsnee kost per hoofd per jaar voor de verzorging van idioten totnogtoe 1300 Mark bedroeg. De vraag of dat voor deze categorieën van ballast-existenties gerechtvaardigd is, was in de voorbije tijden van welstand niet dringend. Nu is het echter anders geworden.” Dit argument klinkt ons niet vreemd in de oren.
Wat vroeger ‘sociale hygiëne’ heette, is nu, scherp geformuleerd, ‘gezondheidseconomie’. Want de welvaartsstaat komt in het gedrang en de bereidheid voor het aannemen van zulke argumenten neemt toe. De angst is er. De morele onverschilligheid is er en de gemakzucht. Dat is een voedingsbodem.
Zolang de mensen door een christelijk humanisme werden beïnvloed, mocht over het recht op leven van een mens niet gediscussieerd worden. Noch dat van een ouderling, noch dat van een gehandicapte. Er bestond geen dwang om het te verantwoorden of het te verklaren. Maar ondertussen hebben we dat nu wel. […]
Vandaag heeft men het gevoel dat een filosofische ethiek aangereikt wordt voor een proces dat in volle gang is. Wie het recht op leven op één punt (namelijk bij het ontstaan) in vraag stelt, die stelt het op een gegeven ogenblik ook op het einde van het leven in vraag. […]
Het is de norm waarover ik mij zorgen maak. Men is gezond, fit, jong, mooi. Hoe zal men nu aan de generatie van morgen uitleggen dat het een samenleving rijker maakt als ze plaats geeft aan het niet-normale, ook aan het zwakke, aan het sterven? Het hoort eenvoudigweg bij het leven. […]
Wij zijn toch een cultuurnatie en zijn er trots op. Alles wat onze cultuur uitmaakt en doet afsteken van het gewone en hygiënische is echter niet de norm. Er bestaat geen ‘normkunst’, geen hygiënische kunst. Er is geen enkele dramatische handeling die symmetrisch is. Niemand zou naar een theaterstuk kijken waarin mooie mensen mooi naar elkaar kijken en elkaar mooie dingen zeggen […].
Als een aan de menselijkheid onttrokken pragmatisme een leitmotiv wordt, dan komt de dag dat men zich zal moeten verrechtvaardigen als men een gehandicapt kind op de wereld brengt of als men een debiele of oude mens verzorgt. Dat wordt dan plots ‘privégenot’ of een hobby.
Tobias Moretti werd in Tirol geboren en studeerde muziek aan de Hogeschool voor muziek en theater in Wenen. Hij werkte voor het Staatstheater Hannover, Residenztheater München, Josefstadt Wenen, Burgtheater Wenen, Volksoper Wenen, Schauspielhaus Bochum. Prijzen en onderscheidingen: Beste acteur van het jaar 1987, Beierse filmprijs (1995), Gouden Leeuw (1996), Zilveren Tulp (1997), de Italiaanse Telegatto, de Beierse televisieprijs (1999), de Grimme-prijs (2000, 2002), meerdere keren de Romy, in 2001 als beste acteur.
Films: Kommissar Rex, Andreas Hofer, Speer und Er, Workaholic enz.
Leestips: