Nieuwsbrief nr. 7
“Het is goed bepaalde dingen ‘verkeerd’ te noemen.”
Beste vrienden!
“Goed en kwaad zijn niets anders dan een sociale constructie!”, verzekert een jonge man tijdens een lange nachtelijke discussie. Tot men zijn portefeuille steelt. “Dat mag men mij toch niet aandoen!”, roept de gedupeerde, wanneer hij zijn kredietkaart moet laten blokkeren en een nieuw rijbewijs moet aanvragen. “Nou ja,” zou de dief kunnen denken, “waarom niet? Ik denk er anders over – jouw geld heb ik zeker meer nodig dan jij!”
Een morele zekerheid aannemen, is voor niemand te veel gevraagd. In tegendeel, elkeen profiteert ervan, want slechts zekerheden beschermen werkelijk. Wanneer mijn recht van de omstandigheden zou afhangen, dan hangt het uiteindelijk af van diegene die ze interpreteert. En dat is in elk geval te subjectief.
De Nederlandse professor voor rechtsfilosofie, Andreas Kinneging, beschrijft in deze nieuwsbrief wat de objectiviteit van goed en kwaad inhoudt.
Uw “Europa voor Christus!” Team
P.S.: Niet vergeten: uw dagelijks Onzevader voor een christelijk Europa! Want als wij geen Vader in de Hemel zouden hebben, zou alles toegelaten zijn.
- * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * - * -
Is het goed bepaalde zaken ‘verkeerd’ te noemen?
Door Andreas Kinneging
Bestaan ‘goed’ en ‘kwaad’ in morele zin? Deze vraag stelt zich vandaag scherper als ooit tevoren, de verwarring hierover was nooit zo groot. Steeds meer mensen geloven dat ‘goed’ en ‘kwaad’ eenvoudig subjectieve waarnemingen zijn. In hun ogen is datgene goed of verkeerd wat een individu, een groep of een samenleving op dit ogenblik als goed en verkeerd beschouwt. Wanneer de waarneming van deze individuen, groepen of samenlevingen verandert, veranderen ook goed en kwaad – want boven deze meningen uit, is er geen vast referentiepunt.
Natuurlijk klopt het dat er verschillende meningen onder de verschillende mensen heersen. Het is een bijzonder vermogen van de mens om kritiek uit te oefenen. Toch zijn er enkele zaken die niet eenvoudig vrij te kiezen zijn.
In een klas met zesjarige leerlingen kunnen de onderlinge meningen zeer verschillend zijn als het bijvoorbeeld gaat om het antwoord op de vraag wat de som van twee plus twee is. Maar niemand zou zeggen dat het juiste antwoord subjectief zou zijn. Er bestaat slechts één correct antwoord op deze vraag: vier. De juistheid van dit antwoord hangt ook niet af van het aantal schoolkinderen die het gevonden hebben. Het is en blijft correct, ook als slechts een minderheid van de kinderen het antwoord kent. Het blijft juist, ook al kent slechts een enkel kind – of zelfs geen enkel kind – het juiste antwoord.
Iets gelijkaardigs kan ook van het moreel goede en kwade gezegd worden. Bij bepaalde handelingen is met zekerheid duidelijk dat zij noch voor mij, noch voor een ander, noch voor de gemeenschap ooit goed zouden kunnen zijn. Van andere zaken, bijvoorbeeld handelingen uit liefde of eerlijkheid, kunnen we daarentegen zeggen: ja, dat is altijd goed voor de anderen. Waardoor weten we dit? Er bestaan hiervoor meerdere bronnen: onder andere de tien geboden en hun diepe betekenis die Christus voor ons ontsloten heeft. Maar ook door onze eigen ervaring: het staat “in jullie hart geschreven” zegt Paulus in zijn brief aan de Romeinen. Wanneer het hart niet te veel bedolven is, kunnen wij deze wet in ons ‘lezen’. De psychologie en sociologie bevestigen haar geldigheid: elke persoon afzonderlijk en de samenleving als geheel hebben het nodig om te kunnen gedijen.
De samenleving zou niet kunnen functioneren wanneer moord of diefstal ongestraft zouden blijven. Een mens zou niet gelukkig kunnen leven wanneer huwelijk, godsdienst of vorming verboden zouden zijn. Een kind zou zich niet gezond kunnen ontwikkelen wanneer het geen liefde en aandacht zou krijgen. Een onderneming zou zonder stiptheid, collegialiteit of eerlijkheid niet succesvol zijn. Het kennen van “goed en kwaad” is zoals een gebruikershandleiding voor het eigen leven en het samenleven met anderen.
Dat er verschillende opvattingen kunnen bestaan over wat goed en slecht is, verandert de feitelijke toedracht helemaal niet. Het is goed mogelijk, dat onder al de verschillende opvatting slechts een enkele werkelijk correct is. Of zelfs geen enkele. En het kan zijn dat enkele meningen dichter bij de waarheid staan dan andere, zoals in ons voorbeeld de kinderen met het antwoord “drie” of “vijf” dichter bij de waarheid staan dan degenen die met “tien” of “zeventien” geantwoord hebben.
De grondwaarheden, die objectief juist of verkeerd zijn, moeten ook door de staat als zodanig erkend worden. Dat wordt gedeeltelijk in de lijsten van mensenrechten gedaan. Wel kan men kritisch opmerken dat in tussentijd te vele, deels willekeurige zaken als “mensenrecht” behandeld worden, maar toch zijn ze een grote prestatie. Een natie moet erkennen dat onschuldig menselijk leven nooit direct mag gedood worden, ook niet als het nog ongeboren is. Hierbij mogen we niet vergeten dat slechte wetten uit iets dat verkeerd is nog niet iets goed maken!
Deze gebruikershandleiding van de mens is iets dat de mensheid moet ontdekken, net zoals een wiskundige vergelijking ontdekt moet worden. Eenmaal ontdekt, moet het echter in de herinnering blijven en aan de volgende generatie doorgegeven worden.
Alle grote beschavingen uit het verleden hebben delen van de morele gesteldheid van de wereld ontdekt. Er kwamen gelijkenissen tot stand over wat als goed of als slecht gold. Het diepste en meest verreikende besef van goed en kwaad heeft echter het christendom gebracht, voortbouwend op de Griekse filosofie en het joodse geloof. Wij doen er goed aan dit niet te vergeten en het aan de volgende generatie door te geven.
Prof. Dr. Andreas Kinneging is professor Rechtsfilosofie aan de faculteit rechten van de Universiteit Leiden in Nederland. Een van hoofdinteresses is de humanistische en christelijke moraal-, rechts- en politiekfilosofische traditie, van Plato tot Dietrich von Hildebrand. Zijn laatste werk (2005) is “Geografie van Goed en Kwaad” (Het Spectrum, ISBN 90-274-9753-2).